- Instantie
- Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10-03-2016
- Datum publicatie
- 15-03-2016
- Zaaknummer
- 200 176 031_01
- Rechtsgebieden
- Personen- en familierecht
- Bijzondere kenmerken
- Hoger beroep
- Inhoudsindicatie
-
bewind
- Vindplaatsen
- Rechtspraak.nl
Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
afdeling civiel recht
Uitspraak: 10 maart 2016
Zaaknummer: 200.176.031/01
Zaaknummer eerste aanleg: 3918691 BM VERZ 15-750
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
– [bewindvoerder] (hierna te noemen: de bewindvoerder).
1 Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 juni 2015.
2 Het geding in hoger beroep
2.1.Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 augustus 2015, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het hoger beroep gegrond te verklaren en het bewind over de rechthebbende te beëindigen wegens gebrek aan vertrouwen en het feit dat de rechthebbende thans schuldenvrij is.
2.2.Er is geen verweerschrift ingekomen ter griffie.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
– de rechthebbende, bijgestaan door mr. Dreessen;
Tevens was aanwezig de zoon van de rechthebbende, de heer [de zoon van de rechthebbende] .
2.3.1.De bewindvoerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- –het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 27 mei 2015;
- –de brief met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 16 september 2015;
- –het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de rechthebbende d.d. 15 oktober 2015;
- –het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de rechthebbende d.d. 28 januari 2016.
3 De beoordeling
3.1.Bij beschikking van 9 januari 2013 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, met ingang van 1 februari 2013 over de goederen die [appellante] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van [bewindvoerder] , tot bewindvoerder.
3.2.Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind, afgewezen.
3.3.De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting – kort samengevat – aan dat zij, zoals ook de huisarts verklaart, fysiek en mentaal in staat is om het beheer over haar eigen vermogen te voeren. Zo nodig ontvangt zij daarbij hulp van haar zoon en dochter. Daarbij stelt de rechthebbende dat de schulden die geleid hebben tot de bewindvoering, zijn afgelost. De rechthebbende stelt dat het bewind destijds vrijwillig en op haar eigen verzoek is ingesteld, omdat zij op dat moment in de war was vanwege het overlijden van een broer en haar moeder. Het bewind is volgens de rechthebbende thans niet meer zinvol. In het verleden heeft de rechthebbende altijd haar financiën goed geregeld.
Voorts stelt de rechthebbende dat de bewindvoerder zich niet aan de taken van het bewind heeft gehouden. De bewindvoerder heeft een huurschuld laten ontstaan die vermoedelijk inmiddels weer is afgelost. De rechthebbende stelt geen vertrouwen meer in het bewind te hebben dat door de bewindvoerder wordt uitgevoerd.
3.5.De zoon heeft ter zitting verklaard de rechthebbende te kunnen en zullen helpen met haar financiën.
3.6.Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
3.6.2.Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat de noodzaak van het bewind niet meer bestaat. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de omstandigheid waaronder het bewind is ingesteld – de verwarde positie van de rechthebbende vanwege het overlijden van twee naasten – inmiddels niet meer bestaat en dat de huisarts heeft verklaard dat de rechthebbende compos mentis is en fysiek en geestelijk in staat is om haar eigen vermogen te beheren. Voorts acht het hof van belang dat de rechthebbende zo nodig voldoende hulp krijgt van haar zoon en/of dochter, zoals ook ter zitting door haar zoon is bevestigd.
3.7.Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen.
3.8.Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank te Maastricht in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister.
4 De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 juni 2015;
en opnieuw rechtdoende:
heft op het ingestelde bewind over de goederen van [appellante] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, wonende aan [adres] , te ( [postcode] ) [woonplaats] en wel met ingang van 24 maart 2016;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen drie maanden na heden de eindrekening en
-verantwoording aflegt aan de betrokkene en een – zo mogelijk door hem voor akkoord ondertekend – exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank te Maastricht in verband met aantekening in het Curatele- en Bewindregister.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, C.D.M. Lamers en A.J. van de Rakt en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2016.