De wet kent een relatief kleine categorie personen die om een omgangsregeling met een kind kunnen vragen. Volgens artikel 1:377a, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, kunnen alleen ouders (ook die zonder gezag) en ‘degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind’ bij de rechtbank vragen om een omgangsregeling met een kind. Als men niet tot die categorieën behoort, zal een rechter degene die omgang vraagt niet-ontvankelijk verklaren en niet kijken naar de verdere inhoud van de zaak.
Als de rechter vindt dat degene die omgang wil ontvankelijk is, betekent dit niet dat er een omgangsregeling komt. De rechter kan een omgangsregeling namelijk afwijzen wanneer de rechter dit – simpel gezegd – niet in het belang van het kind vindt, bijvoorbeeld wanneer omgang tot gevaarlijke situaties voor het kind kan leiden.
Wie de ouders van een kind zijn, is vaak wel duidelijk. Wie ‘in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat’ is niet altijd even duidelijk. Zijn dat ooms en tantes? Grootouders? Misschien de stiefouder die van de ouder gescheiden is? Degene die niet de ouder van een kind is, maar wel omgang wil, moet bewijzen dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking. Volgens de rechters, is het enkele feit dat je familie bent in ieder geval niet voldoende.
Voor grootouders geldt momenteel nog steeds dat er sprake moet zijn van een situatie die anders (intensiever) dient te zijn dan de gebruikelijke contacten tussen grootouder en kleinkind. Daarbij dient men te denken aan veelvuldig oppassen, of een situatie waarin het kind tijdelijk door grootouders is verzorgd omdat de eigen ouders daar niet toe in staat waren. Maar ook dit is geen garantie dat een rechter een omgangsregeling vastlegt. Zo het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2016 bepaald dat grootouders die intensief bij de opvoeding van de kleinkinderen betrokken waren en regelmatig oppasten geen omgangsregeling kregen, omdat het contact grotendeels verwaterd was. Er was geen sprake (meer) van nauwe persoonlijke betrekkingen, zo oordeelde het Hof.
Op dit moment is sprake van een wetsvoorstel, dat het voor grootouders minder moeilijk zou moeten maken om de nauwe persoonlijke betrekking aan te tonen. In het wetsvoorstel, wordt verondersteld dat grootouders en kleinkinderen nauwe persoonlijke betrekking hebben, en is het aan de partij die niet wil dat er omgang komt om aan te tonen dat er geen persoonlijke betrekking tussen de grootouders en het kleinkind. Wel moet een rechter nog altijd onderzoeken of omgang met de grootouders in het belang van het kind is. Als de rechter van mening is dat dit niet zo is, kan het verzoek om omgang nog steeds worden afgewezen.
Mr. Gelissen heeft recent mensen bijgestaan die verweer wilden voeren tegen grootouders die omgang met hun kleinkind wilden, en de rechtbank hadden gevraagd alvast het wetsvoorstel toe te passen. De rechtbank heeft deze grootouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek om omgang. De rechtbank wilde het wetsvoorstel niet toepassen, omdat het nog niet zeker was of het wetsvoorstel daadwerkelijk zou worden ingevoerd en omdat het nog niet zeker was of de tekst hetzelfde zou blijven als het wel zou worden ingevoerd.
Daar komt bij, zo oordeelde de rechter, dat de betreffende grootouders tijdens de zitting zelf hadden toegegeven dat ze maar zeven keer contact met hun kleinkind hebben gehad en dat daarom geen sprake was van family life of nauwe persoonlijke betrekkingen. Doordat de grootouders niet hadden aangetoond dat sprake was van nauwe persoonlijke betrekkingen met hun kleinkind, heeft de rechtbank dus besloten dat ze niet om een omgangsregeling met hun kleinkind konden vragen. De volledige uitspraak vindt u hier.
Deze grootouders waren het niet eens met de uitspraak en zijn in hoger beroep gegaan. Het is dus nog niet zeker of er definitief geen omgangsregeling zal komen.
Kortom: grootouders kunnen een rechtbank vragen om een omgangsregeling met hun kleinkinderen vast te stellen, maar een rechtbank hoeft daarin niet altijd mee te gaan.
Dreessen Advocaten kan u adviseren over het recht op omgang met kinderen en heeft ervaring met het vragen om een omgangsregeling en met het verweer voeren tegen een dergelijk verweer. Mocht u hulp nodig hebben, schroom dan niet om contact op te nemen via de telefoon of per e-mail.