ECLI:NL:RBLIM:2019:4029
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Datum uitspraak : 19 april 2019
Zaaknummer : C/03/261102 / KG ZA 19-90
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen inzake
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres, verder te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.B.G. Gelissen;
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, verder te noemen: de man,
advocaat mr. B.H.M. Nijsten.
1 Het verloop van de procedure
1.1.De vrouw heeft de man gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 13 maart 2019, heeft de vrouw gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vorderingen met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten.
1.2.De man heeft bij monde van zijn advocaat verweer gevoerd.
1.3.Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
1.4.Vervolgens hebben partijen onder leiding van de voorzieningenrechter afspraken gemaakt. Die afspraken zijn neergelegd in het van de zitting opgemaakte proces-verbaal. In dat proces-verbaal is tevens voor zover thans relevant het volgende opgenomen:“.. mocht de voorzieningenrechter uiterlijk op 27 maart aanstaande bericht krijgen van de vrouw dat de man niet op het GemeenteLoket is geweest, of de benodigde toestemmingsformulieren voor de geplande vakanties (..) niet volledig heeft ingevuld en ondertekend aan de vrouw heeft gegeven de vrouw middels een korte akte gemotiveerd vonnis kan vragen. De man krijgt gelegenheid om binnen één week op die akte te reageren in een korte antwoordakte. Nadien zal binnen 14 dagen vonnis worden gewezen. Op basis van de huidige stand van zaken is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat de vorderingen van de vrouw wat betreft de vervangende toestemming in dat geval voor toewijzing gereed liggen. ..”
1.5.
De vrouw heeft gereageerd bij brief van 26 maart 2019 en daarbij gemotiveerd om vonnis verzocht. De vrouw heeft nogmaals gereageerd bij brief van 4 april 2019.
De man heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om inhoudelijk te reageren.
1.6.De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2 Het geschil
2.1.De vrouw heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
– de vrouw vervangende toestemming te verlenen om gedurende de periode van 29 mei tot en met 2 juni 2019 en van 14 tot en met 23 juli 2019 met [minderjarige] op vakantie naar Mallorca te gaan;
– de vrouw vervangende toestemming te verlenen om gedurende de periode van 6 tot en met 12 juli 2019 met [minderjarige] op familiebezoek naar Kroatië te gaan;
– de vrouw vervangende toestemming te verlenen om voor [minderjarige] een paspoort aan te vragen;
– met veroordeling van de man in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van (p.m.), een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.De man heeft ter mondelinge behandeling toegezegd de gebruikelijke toestemmingsformulieren voor de geplande vakanties te zullen ondertekenen en aan de vrouw te zullen doen toekomen. Ook heeft de man met de vrouw afgesproken dat hij aansluitend aan het bezoek van de vrouw aan het GemeenteLoket uiterlijk 22 maart 2019 naar het GemeenteLoket zal gaan in verband met de door hem te verlenen toestemming voor de aanvraag van het paspoort voor [minderjarige] .
3 De beoordeling
3.1.De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw, zoals is vermeld in de brief van de vrouw van 4 april 2019, de betreffende toestemmingsformulieren voor de geplande vakanties – ondertekend door de man – op 27 maart 2019 heeft ontvangen.
3.2.Tevens stelt de voorzieningenrechter vast dat, zoals de vrouw in haar brief van 4 april 2019 heeft verklaard, de man de toezegging gedaan ter zitting van 13 maart 2019 inhoudende dat hij alle handelingen (waaronder ook valt een bezoek aan het GemeenteLoket) zal verrichten die nodig zijn om te bewerkstelligen dat [minderjarige] een paspoort krijgt niet is nagekomen zonder dat op enigerlei wijze is gebleken van een (geldige) reden daarvoor.
3.3.Gelet op het vorenstaande en onder verwijzing naar het proces-verbaal van de zitting is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van de vrouw betreffende de vervangende toestemming voor het aanvragen van een paspoort voor [minderjarige] voor toewijzing gereed ligt.
3.4.De vorderingen van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor de geplande vakanties (zie de eerste twee gedachtestreepjes van het petitum van de vrouw) zullen worden afgewezen wegens het ontbreken van belang bij die vorderingen, omdat de man de vereiste toestemmingsformulieren heeft ondertekend en aan de vrouw heeft doen toekomen.
3.5.De man zal als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De vrouw heeft onbestreden gesteld dat de man zonder goede grond heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan de onderdelen waarop haar vorderingen zien en daar komt bij dat de man ook na de ter zitting gesloten minnelijke regeling een belangrijk onderdeel daarvan zonder goede grond niet is nagekomen. Een en ander leidt tot de conclusie dat de man de proceskosten aan de zijde van de vrouw nodeloos heeft veroorzaakt. Die conclusie geeft grond om de man in de proceskosten van de vrouw te veroordelen. De kosten aan de zijde van de vrouw worden begroot op: explootkosten
€ 100,70; griffierecht € 79,00; salaris advocaat € 781,00. Totaal € 960,70.
3.6.De vaststelling van de proceskosten omvat ingevolge artikel 237 Rv zowel de voor als na de uitspraak gemaakte kosten. Een aparte uitspraak over de nakosten is mitsdien niet nodig. De vordering de man te veroordelen in de nakosten is derhalve overbodig, en zal mitsdien worden afgewezen. Dit vonnis levert aan de vrouw immers reeds een titel op om ook de nakosten te executeren. Zo de man blijft weigeren om de na de uitspraak ontstane kosten te betalen, kunnen deze op verzoek van de vrouw door de voorzieningenrechter worden begroot, die daartoe op de voet van artikel 237, vierde lid, Rv een bevelschrift kan afgeven.
4 De beslissing
4.1.geeft een verklaring van toestemming af – ter vervanging van de verklaring van toestemming van de man (de vader) – voor het door de vrouw aanvragen van een paspoort ten behoeve van de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
4.2.veroordeelt de man in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de vrouw gerezen begroot op € 960,70 in totaal;
4.3.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.wijst af de meer of anders gevorderde voorzieningen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MK