ECLI:NL:RBLIM:2019:4435
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
zaakgegevens : C/03/262125 / JE RK 19-693 en C/03/262128/ JE RK 19-695
datum uitspraak: 11 april 2019
beschikking ondertoezichtstellingin de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidoost-Nederland, locatie Maastricht, hierna te noemen de raad,
gevestigd te Maastricht.
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [2011] te [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige 1],
en
[minderjarige 2], geboren op [2012], te [geboorteplaats].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats],
en
[belanghebbende 2], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats],
samen te noemen de ouders,
advocaat: mr. C.J.M. Dreessen, kantoorhoudende te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
– de verzoeken met bijlagen van de raad van 21 maart 2019, ingekomen bij de griffie op
25 maart 2019;
– aanvullende stukken van de raad van 2 april 2019, ingekomen bij de griffie op 3 april 2019;
– aanvullende stukken van de raad van 5 april 2019, ingekomen bij de griffie op 8 april 2019;
– verweerschrift van de advocaat van ouders van 9 april 2019, ingekomen bij de griffie op
9 april 2019.
Op 11 april 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
– de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat,
– een vertegenwoordigster van de raad,
– een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI) (toehoorder).
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
wonen bij de ouders.
De verzoeken
De raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
Ter onderbouwing heeft de raad aangevoerd dat er een ondertoezichtstelling nodig is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2], omdat bij hen sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op bij ouders, bij wie voornamelijk bij de vader sprake is van persoonlijke problematiek. Beide ouders kunnen daardoor onvoldoende afstemmen op de behoefte van de kinderen en stellen eisen aan de kinderen die niet bij hun leeftijd passen. Ook geven de ouders inadequate straffen. De raad is van mening dat het gegeven dat de kinderen nu geen signalen laten zien, niet betekent dat zij geen last kunnen ervaren van het gedrag van hun ouders, nu of in de nabije toekomst. Dit kan bij [minderjarige 1] te maken hebben met zijn cognitieve vermogens en bij [minderjarige 2] kan dit samen hangen met het feit dat zij deze situatie op dit moment als normaal ervaart omdat zij niet beter weet. Vanuit beide ouders heerst een groot wantrouwen richting de hulpverlening, waardoor de nodige hulpverlening continu stagneert. Vooral gezien de problematiek van [minderjarige 1] is het van belang dat hij de hulp krijgt die hij nodig heeft en dat deze niet stagneert. De ouders staan in eerste instantie wel open voor hulpverlening, maar veranderen vervolgens snel van mening. Dit is een zich herhalend patroon, waardoor er geen zicht is op de thuissituatie van de kinderen en hun emotionele veiligheid. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren.
Ter zitting heeft de raad desgevraagd aangegeven dat de ernstige ontwikkelingsbedreigingen gelegen zijn in de persoonlijke problematiek van de ouders die de kinderen beïnvloedt, waardoor de kinderen niet toekomen aan hun ontwikkelingsmogelijkheden. De raad heeft deze informatie vanuit school gekregen. Daarnaast benoemt de raad het ontbreken van adequate hulp voor opvoedingsondersteuning en persoonlijke ondersteuning van de ouders vanuit Kracht in Zorg. De raad zou graag zien dat Kracht in Zorg ingezet wordt.
Het verweer en het standpunt van belanghebbenden
De advocaat van de ouders heeft namens de ouders verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van de raad af te wijzen en de raad te veroordelen in de proceskosten.
Ter onderbouwing voert de advocaat aan dat het verzoek van de raad onvoldoende onderbouwd is nu er enkel verwezen wordt naar het raadsrapport. Daarnaast hebben de ouders afdoende aangetoond wel degelijk hulpverlening op vrijwillige basis te accepteren en deze zelfs te hebben gestart. Ook hebben zij voldoende aangetoond dat de kinderen niet in hun ontwikkeling worden bedreigd.
De ouders erkennen dat de vader in het verleden, ongeveer twee jaar geleden, een klap tegen zijn hoofd heeft gehad waardoor hij mogelijk een contusie heeft opgelopen. De vader leed hierdoor aan hevige hoofdpijn en ondervond aandachts- en concentratieproblemen. Momenteel is er sprake van een burn-outachtig beeld. Door medicatie, angstreductietrainingen en gesprekken bij amacura is dit inmiddels onder controle. Ook volgt hij een re-integratietraject.
Door de inmenging van de raad in de thuissituatie heeft de vader een tijdelijke terugval gehad.
De ouders accepteren hulp waar nodig en hebben zelf vrijwillige hulpverlening ingeschakeld via Zorgen & Zo. Daarnaast ondervinden ze steun en hulp van hun familie.
Verder wordt erkend dat de moeder niet zo extravert is als de vader, maar dat zij elkaar daardoor aanvullen en dit geen negatieve uitstraling heeft. De moeder is zeer zorgzaam en rustig en streeft alleen het goede na voor haar gezin.
Gebleken is dat de kinderen positieve stappen zetten op school en dat ze zich goed ontwikkelen.
De ouders ondernemen veel met de kinderen en er is sprake van een positief contact tussen de ouders en de kinderen, dit blijkt overigens ook uit het rapport van de raad.
Ter zitting hebben de ouders desgevraagd aangegeven dat [minderjarige 1] op zijn huidige school blijft en dat dit passend onderwijs voor hem is. Daarnaast bezoekt [minderjarige 1] op woensdagmiddag met veel plezier de zorgboerderij. Dat is geregeld via een aanbod van de gemeente.
Ten aanzien van [minderjarige 2] heeft de vader voorgesteld om met een beloningssysteem te werken van stempeltjes. Dat werkt heel goed bij [minderjarige 2], want ze is de afgelopen tijd flink vooruitgegaan.
De beoordeling
De ondertoezichtstelling
Uit het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld indien zij zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor haar gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
De vraag, die met inachtneming van dit wettelijk criterium beantwoord dient te worden, is of bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Naar het oordeel van de kinderrechter is daarvan niet gebleken. Uit de onderliggende stukken en hetgeen ter zitting is besproken komt wel naar voren dat het gaat om twee kinderen die zeker als het gaat om hun lerend vermogen zorg en aandacht nodig hebben. Dit geldt zowel vanuit de persoon gegeven omstandigheden als vanuit de gezinssituatie. Voor [minderjarige 1] is het belangrijk dat hij passend onderwijs kan blijven volgen en dat hij naar de zorgboerderij kan blijven gaan. De ouders hebben ter zitting bevestigd dat dit het geval is. Dat het op dit moment, thuis of op school, niet goed zou gaan met [minderjarige 1] is niet gebleken. Ook [minderjarige 2] is een kind dat aandacht nodig heeft. Zij heeft mogelijk wat meer dan gemiddeld uitleg en aandacht nodig bij schooltaken. Hiervoor moeten de volwassenen om haar heen oog hebben en zo nodig hulpverlening inschakelen. Dat voor haar nu al extra hulpverlening vereist is, is overigens niet gebleken. Uit het onderzoek van de raad is dus wel gebleken dat er mogelijk zorgen zijn over het lerend vermogen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], maar op dit moment zijn er geen concrete feiten of omstandigheden gebleken die wijzen op een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen.
De kinderrechter is duidelijk geworden op basis van het rapport van de raad en wat de ouders hebben verteld, dat de ouders de afgelopen jaren zwaar onder druk hebben gestaan als gevolg van arbeidsconflicten waarin zij beiden betrokken zijn geweest. Ook de gevolgen die de vader heeft ondervonden van een klap op zijn hoofd hebben aan die druk bijgedragen. De ouders hebben ook erkend dat die druk de afgelopen twee jaren hoog was en dat dit een negatief effect op hen en de kinderen heeft gehad. De behandeling die de vader nu nog steeds volgt, lijkt echter bij te dragen aan meer rust in het gezin. Ook het accepteren van hulp voor [minderjarige 1], waardoor hij woensdagmiddag naar de zorgboerderij gaat, draagt bij aan stabilisering van de situatie. Het is zaak dat de ouders, in het bijzonder de vader, weten om te gaan met wat er in het verleden is gebeurd en dat zij de positieve lijn die ze hebben uitgezet, vasthouden en voortzetten.
De kinderrechter overweegt dat in het geval er wel concreet sprake zou zijn van een ontwikkelingsbedreiging bij een van de kinderen of bij allebei, het aan de raad is om in te grijpen. Maar de ouders zijn als eersten verantwoordelijk als het gaat om de opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zij zullen samen moeten kijken en beslissen waar ondersteuning of hulp nodig is. En indien nodig kunnen ze daarom vragen.
Nu niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling, zal de kinderrechter de verzoeken om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen afwijzen.
Voor een veroordeling van de raad in de proceskosten, zoals door de ouders is verzocht, acht de kinderrechter geen grond aanwezig. De kinderrechter zal ter zake beslissen op de wijze als hierna vermeld.
De beslissing
De kinderrechter:
wijst de verzoeken af;
compenseert de kosten tussen de ouders en de raad in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. M.C.A.E. van Binnebeke, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G.E. Wolters als griffier en in het openbaar uitgesproken op
11 april 2019 en op schrift gesteld op 19 april 2019. |